Kijken, kijken en nog eens kijken. Dat is wat de kunstenaar doet, ook al heeft hij niet direct een schilderskwast of een tekenkrijtje in de hand. Sterker nog. Baas gelooft erin dat een kunstenaar meer tijd doorbrengt met kijken naar zijn schilderij dan het daadwerkelijke kwasten. Alles begint met krabbeltjes, schetsjes en het componeren van een spel van vormen in een klein kadertje of passe-partout. Er slingert altijd wel een passe-partoutje tussen de veelvormige attributen in zijn schildersatelier. Een schetsje vertaalt zich uiteindelijk in een schilderij als de compositie spannend blijft. Dat is wanneer je blik de ogenschijnlijk in één oogopslag te analyseren monumentale vormen blijft aftasten. Baas zoekt de subtiele beweging tussen kleurvlakken die hij ten tonele voert en die hij – al schilderend - verfijnt. ,,Het ontstaat al werkende en intuïtief’’ verklaart de kunstenaar zijn gelaagde creaties, die zich laten omschrijven als landschappen van de ziel. Geen enkel ‘landschap’ is rechtstreeks naar een bestaand landschap te herleiden. Elk schilderij blijft door de gelaagde ondergrond bewegen en blijft – ondanks een eenvoudige beeldtaal van soms slechts drie kleurvlakken – vertellen. Alles wat de kunstenaar tot het scheppen van zijn sfeerbeelden voedt kan in principe binnen de vier muren van zijn atelier ontstaan.
Invloeden van buiten sijpelen door, maar nooit te rechtstreeks.
Zoals een reis die hij ooit naar India maakte. Baas constateerde dat het een einde maakte aan zijn koele Hollandse blauwen en groenen. Warme roden en knalgelen werden ineens toegelaten en ze zinderen sindsdien in menig compositie. Een reis naar Ghana en later ook Mali zouden daarna medebepalend zijn voor de sfeer en de kleurintensiteit van zijn palet.
Een werkperiode in Corme (Noord Spanje) onlangs bracht het overstralende licht van de Atlantische Oceaan en de ruige kust als nieuw element.
De laatste jaren heeft Baas zich, naast zijn olieverfschilderijen en grafiek, ook meer toegelegd op aquarel, daarbij uitgaande van de werkthema’s uit Mali (Les Portes de Djenné), Galicië, Spanje (La Costa da Morte) en Noorwegen.
Een nieuwe ruimtelijkheid en sterke lichtwerking zijn hierbij belangrijke uitgangspunten.